In het Rijks is opnieuw een van de grote drie schilders van de 17e eeuw te zien. Nu is de beurt aan Frans Hals, de oudste van het drietal. Hij was al 18 toen de gouden eeuw begon en Rembrandt en Vermeer nog geboren moesten worden. De ruim vijftig topwerken van Frans Hals, portretschilder pur sang van kooplui en drinkebroers komen uit diverse grote musea en beginnen met ‘De Vrolijke Drinker’, zo’n lachende, drinkende man met zwierige hoed. Zo’n typische Frans Hals.
Frans Hals (1582/83-1666) werd geboren in Antwerpen als zoon van een lakenhandelaar/ wever. Hij verhuisde als kleuter naar Haarlem, en was een van deVlamingen zonder wie de gouden eeuw waarschijnlijk niet had plaatsgevonden. Over Frans Hals is meer bekend dan over Johannes Vermeer, maar minder dan over Rembrandt. Hij woonde zijn verdere lange leven in Haarlem en is twee keer getrouwd. Waarschijnlijk had hij 14 (sommigen zeggen 15) kinderen, waarvan hij er enkele tot schilder opleidde.
Minder zeker, maar best aannemelijk, zijn de verhalen over zijn vrolijke levensstijl en drankgebruik en zijn strijd om het hoofd financieel boven water te houden. Misschien had hij net als Rembrandt een gat in zijn hand, want hij verdiende heel behoorlijk met het portretteren van de Haarlemse elite. Hals was een echte portretschilder, van personen of van groepen zoals schuttersverenigingen. Over landschappen, stillevens of andere genres van zijn hand is niets bekend.
Isaac Massa, koopman, diplomaat en schrijver, was een vriend van Frans Hals die hem meerdere keren schilderde.
Dit is (waarschijnlijk) het huwelijksportret van Isaac Massa en zijn vrouw Beatrix. In de 17e eeuw werden echtelieden meestal apart geschilderd en niet samen op een doek. Hals koos hier voor een andere aanpak, het werd bovendien een vrolijk doek van uitzonderlijk groot formaat. Waarom twee aparte doeken de gewoonte was, heb ik per e-mail aan de conservator van het Rijks gevraagd, maar tot op heden helaas geen antwoord.
Twee aparte schilderijen, zoals hieronder, was hoe een echtpaar meestal vastgelegd werd.
Lucas en Feyntje zijn hier sober en ingetogen weergegeven, passend bij de doopsgezinde achtergrond van de twee telgen uit rijke Haarlemse textielfamilies. Sober betekent echter niet bescheiden, koopman Lucas straalt beslist een zelfverzekerde autoriteit uit en de zwarte kleding is van kostbare stof gemaakt. Als weverszoon had Frans kijk op stoffen.
Twee losse doeken als huwelijksportretten betekent ook het risico dat de schilderijen door de nazaten los van elkaar verkocht worden. Daar had Catharina Brugman, die in 1631 trouwde met de dertien jaar oudere Tieleman Roosterman, natuurlijk geen idee van; Frans Hals was toen nog niet wereldberoemd en onbetaalbaar. Maar de schilderijen van dit Haarlemse textielechtpaar werden in latere eeuwen apart verkocht. Hier in het Rijks is Catharina voor het eerst in 90 jaar weer samen met haar Tieleman.
Al glimlachen de kooplieden en hun echtgenotes op de huwelijksportretten hierboven, toch is de schalkse lach van de cavalier iets breder, iets meer zoals we Frans Hals kennen. Een lachend portret was in zijn tijd niet in de mode, en het is niet eenvoudig om dat overtuigend te doen. De lachende cavalier is bovendien rijk gekleed, zo frivool en fraai als vroeger alleen een vrijgezel deed.
Frans Hals maakte veel mannenportretten van heren die zelfbewust de wereld in kijken. Nog frivoler dan de lachende cavalier is het portret van Jasper Schade. Onze Jasper was een dedicated follower of fashion die een fortuin aan kleding besteedde.
Ook de beroemde portretten van de drinkende en de fluit spelende jongens stralen een vrolijke levenslust uit.
Niet alle schilderijen zijn in opdracht van rijke kooplui gemaakt. Hals schilderde ook graag gewone lieden die hij uit Haarlem kende zoals Malle Babbe, of vissersjongens die hij op de markt tegenkwam. Rauw, levendig en bijna bewegend.
Mooi, maar toch, gaat dit niet een heel klein beetje in de richting van de zigeunerjongen met de traan? Ik zeg het zachtjes, want misschien is dit vloeken in de kerk. Een kerk waar het best druk is op deze dag vóór de officiële opening die speciaal georganiseerd is voor de Vrienden van het Rijks.
Intussen zijn we bij de schuttersstukken beland, de andere specialiteit van de schilder die zijn eerste schuttersstuk in 1616 maakte.
Maar liefst 175 x 324 cm meet dit feestmaal van de officieren, het eerste van vijf Haarlemse schuttersstukken van Frans Hals.
Jaren later begon Frans Hals begon met het schilderen van de Amsterdamse schutters van wijk XI de zogenaamde ‘magere compagnie’, (omdat de mannen allemaal zo slank zijn). Maar hij werd het op en neer reizen zat en de schutters wilden liever niet naar Haarlem reizen. De schutters waren wel bereid meer te betalen (ieder voor zijn eigen afbeelding), maar een werkend compromis bereikten ze niet. Na drie jaar was het stuk nog maar half af: alleen het linkerdeel. De Amsterdamse Pieter Codde moest inspringen om het rechterdeel te schilderen. Had Frans Hals het na ruim dertig jaar wel gezien met die enorme schuttersstukken?
Tot slot is er natuurlijk Malle Babbe, het bekende portret van Barbara Claesdr, een vrouw met waarschijnlijk een verstandelijke beperking. De kans is groot dat Hals haar kende uit het werkhuis waar zijn verstandelijk gehandicapte zoon (een innocente) ook een tijd verbleef. We zien hier zijn handelsmerk: met schijnbaar losse streken een levendig – bijna rauw – beeld tevoorschijn toveren in plaats van de glad afgewerkte schilderijen van zijn tijdgenoten. Zijn bijzondere streken leverden hem de reputatie op een voorloper te zijn van de impressionisten.
Conservator Bart Cornelis van het Rijksmuseum over de bijzondere portretkunst van Frans Hals:
Rijksmuseum
De streken van Frans Hals, t/m 9 juni 2024
Museumstraat 1, Amsterdam
https://www.rijksmuseum.nl/nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/frans-hals