Het is de koudste junidag sinds mensenheugenis, het regent echt hard en het is maandag. De perfecte dag dus voor een rondje Rijks, deze keer langs de Speciale Collecties. Historische scheepsmodellen, een Wapenkamer vol met geweren waar Old Shatterhand een moord voor zou doen. Maar ook zijden tapijten, ondergoed en heel, heel veel Delfts Blauw.
Meteen in de eerste zaal komen geschiedenislessen over ons verleden als zeevarende natie bovendrijven, zoals we dat vroeger op school leerden. Honderden oude scheepsmodellen in het midden van de zaal vormen samen een indrukwekkende vloot, ze staan op het punt van uitvaren voor een geheime operatie, midden in de nacht.
Oorlogsschepen, vrachtschepen, binnenvaartschepen, ijsbrekers, vissersboten, alles wat vaart is hier in het klein te vinden. Een absoluut pronkstuk is het model (stuurboordzijde) van linieschip Neptunus van bijna 3 meter lang.
De bouw van dit exceptioneel gedetailleerde scheepsmodel kostte enkele jaren, elk van de 84 kanonnen, elke kooi, elke trap is precies nagemaakt. Geprojecteerde beelden laten het dagelijks leven aan boord van deze driedekker rond 1835 zien; het is hard werken voor de matrozen (zie video hieronder, ze blijven maar schrobben).
Het is dringen hier bij de Neptunus want dit is een ideaal leerobject. Rondgeleidde schoolkinderen krijgen hier de vraag welke activiteiten ze allemaal zien aan boord: dek schrobben, een dokter die een wond verbindt of een kok die het eten klaar maakt?
Als de rondleider jou aanwijst om antwoord te geven en je weet het niet, dan mag de leerling ‘ik pas‘ zeggen… Waarom zijn wij daar vroeger nooit opgekomen?
Prachtig om te zien, al waren er in die dagen natuurlijk ook de zogenaamde ships of agony, voor het vervoer van slaven naar de plantages.
De volgende zaal is de Wapenkamer. Het is er rustig en het museumpubliek blijkt hier nu eens niet voornamelijk uit dames te bestaan.
Het zijn vooral heren die het glimmende schietgerei bekijken. En die ook niet lijken te weten hoe je schieten moet met een twee meter lang geweer.
De overgang van de ultieme wapenrusting naar de volgende zaal kon niet groter zijn.
We komen nu in de breekbare sferen van prachtige blauwe vazen, zijden tapijten en serieuze serviezen.
Begin 16e eeuw werden dergelijke kostbare tapijten van zijde en katoen met goud- en zilverdraad gemaakt in de keizerlijke ateliers van Isfahan in Iran.
Dit ‘Poolse tapijt’ heet zo omdat de Poolse koning Sigismund Vasa III dit soort tapijten in 1602 liet maken voor het huwelijk van zijn dochter. Een koninklijke gebeurtenis zoals deze leidde voor veel ambachtslieden altijd tot grote opdrachten, of het nu om tapijten, kleding, servies, juwelen of overvloedig eten en drinken ging.
In de 18e eeuw ontstond iets nieuws aan de Europese hoven: het concept om een servies te laten maken van allemaal bij elkaar horende stukken. Meissen speelde daarbij een grote rol, zeker als het om gekroonde hoofden ging, die enorme serviezen lieten maken voor formele diners. De adel en de burgerij volgden deze trend.
We staren vol bewondering naar de overblijfselen van het Zwanenservies, een servies van ruim 2000 onderdelen, allemaal versierd met zwanen en schelpen. Dit is het onderstel waarop het (helaas verloren) tafelstuk in alle glorie de feestelijke tafel versierde.
En voor de liefhebber: figuren van Meissener porselein zijn er natuurlijk ook.
Porselein gaat op haar beurt weer naadloos over in zaal 0.9, vol juwelen en ondergoed van vroeger.
Bij korsetten lezen we dat het korset tot begin 20e eeuw de standaarduitrusting was voor rijkere meisjes vanaf vier jaar.
Eeuwenlang dacht men dat het korset goed was voor het modelleren van het figuur van de jongedames. De rug kaarsrecht, de borsten omhoog geduwd en de taille mooi smal ingesnoerd. Toch begonnen artsen al in de 17e eeuw te waarschuwen dat het ongezond was.
Tegen de tijd dat korsetten eindelijk op hun retour waren in de 20e eeuw, zagen de eerste de beha’s en jarretels het levenslicht.
De walk in closet van 100 jaar geleden was gevuld met onder andere directoires, bedjasjes, chemise-enveloppes en wie weet een tournure. Die laatste zorgde voor een mooie queue zoals eind 19e eeuw in de mode kwam.
Een wat vreemde eend in de bijt tussen alle dameslingerie is dit hemd van (waarschijnlijk) Frederik Hendrik, prins van Oranje en jongste zoon van Willem de Zwijger.
Je kunt zien dan dit het hemd van een eindbaas was. Het is afgezet met brede kanten stroken en het is onberispelijk schoon. Typisch iets wat alleen de rijksten zich konden veroorloven omdat ze over schoon water, personeel en geld beschikten.
Gelukkig is er ook Delfts Blauw, heel veel en heel mooi Delfts Blauw. Zoals de adembenemende dekselvazen van de Poolse koning August de Sterke, een groot liefhebber en verzamelaar van porselein.
De juwelen zijn voor een andere dag, want het begint nu steeds drukker te worden. Zelfs in de muziekkamer waar een beschilderde Italiaanse klavecimbel de show steelt.
De bankjes tegenover de viola da gamba’s uit begin 18e eeuw zijn gevuld met vermoeide jonge toeristen, waarschijnlijk op schoolreisje. Wat er in de vitrines te zien is, boeit niet meer. Overmand door een overdosis cultuur hangen ze tegen elkaar aan, terwijl de schermen van hun mobieltjes oplichten.
Het is dus tijd om de hal op te zoeken op deze drukke maandagochtend. Wie had me ook al weer verteld dat donderdag en vrijdag de dagen waren voor schoolbezoeken? Zodat ik dacht dat een maandagmorgen rustig was? ‘Hier is het elke dag hoor,’ zegt de medewerker die speciaal belast is met schoolbezoeken. Ze laveert de vele schoolklassen en hun rolcontainers (voor jassen en rugzakken tijdens de rondleiding) vakkundig weg van de andere bezoekersstromen.
Duitse scholieren op schoolreisje doen intussen wat tieners overal doen,
terwijl de rij voor de lunch groeit en groeit,
net als de rij nieuwe, nog nattere bezoekers.
De volgende keer maar op een zonnige zondagochtend om 9 uur gaan, dan moet het toch rustiger zijn?
Rijksmuseum
Museumstraat 1, Amsterdam
tijdslot reserveren verplicht
https://www.rijksmuseum.nl/nl