Jan Cremer vertrok al op zijn 17e als matroos op de wilde vaart, naar het hoge noorden. De zee blijft de grote, levenslange liefde van de schrijver en schilder. Nu, op zijn 80e, laat hij met ‘Noordwaards’ zien hoe de woeste zeeën zijn even woeste leven kleurden.
Jan Cremer (1940) kennen we natuurlijk vooral van zijn debuutroman ‘Ik Jan Cremer’ uit 1964. In de sleutelroman Tjeempie! of Liesje in Luiletterland, over de literaire wereld, voert Remco Campert hem op als ‘Het Roofdier’. Maar de lefgozer avant la lettre volgde de kunstacademie en schildert al sinds eind vijftiger jaren.
Na 1970 gaat hij lithograferen en wordt hij bekend door zijn Hollandse tulpenlandschappen. Intussen blijft hij ook schrijven, reizen en verhuizen naar Parijs, Ibiza, New York, Cap Cod, Umbrië.
De laatste 20 jaar schildert Cremer vooral zeegezichten. De herinneringen aan zijn zeereizen vertrouwt hij aan het doek toe in zijn atelier in Umbrië, Italië. Ook nu hij bijna 80 is, schildert hij nog elke dag, als hij niet op reis is.
‘Ik vecht met het doek, ik gooi, ik smijt, ik vloek, ik tier. Ik meng de verf zelf. Met zand bijvoorbeeld. Ik neem overal zand mee. Uit Cape Cod, uit Umbrië, uit Mongolië, uit de Sahara. Elk zand is anders en geeft een andere structuur. Je moet de kloten van de aarde voelen in mijn schilderijen.’
In ‘Noordwaards’ in Museum JAN zien we hoe hij de woeste baren, vrijheid, de weidsheid van grote watervlakten, maar ook de dreiging van de natuur vastlegt. Geen kabbelende binnenzee, maar een zeeën zo woest als zijn eigen kunstenaarsleven.
Een voorproefje:
Museum JAN
Dorpsstraat 50, Amstelveen
www.museumjan.nl
Ook in JAN: de prachtige collectie Roy Liechtensteins van verwoed verzamelaar Lex Harding