In Museum Martena in Franeker drinken we thee in de tuinkamer van Anna Huguenin, de laatste bewoonster van het Martenahuis. We kunnen het laat 19e-eeuwse interieur echt beleven. Want in deze ‘Aaikamer’ mag je aan alles voelen, behalve de schilderijen.
Je kunt er spelen met spelletjes uit de laden van de grote kast; uitrusten op de sofa, theedrinken uit een antiek servies, een stukje breien, een hoedje passen en – niet te wild – het harmonium bespelen.
We kijken uit op de Martenatuin waar de vroege stinzenplanten bloeien: krokus, sneeuwklokje, winterakoniet, maarts viooltje, lenteklokje. Exotische sierplanten uit Midden- en Zuid-Europa die in de 18e eeuw een rage werden in de tuinen van rijke bezitters van stenen huizen – ‘stins’ in het Fries.
De Martenastins werd rond 1500 gebouwd door edelman Hessel van Martena. In 1696 kocht burgemeestersechtpaar Suffridius Westerhuis en Titia Bogarda het huis. Ze kwamen allebei uit gegoede families. Samen waren ze steenrijk en dat lieten ze graag zien. Ze verbouwden de stins tot een weelderig stadskasteel.
Pronken
Aan de straatkant en aan de tuinkant werden bordessen met monumentale deuren geplaatst. De centrale ridderzaal werd opgedeeld in vertrekken aan weerszijden van een statige gang met marmeren vloeren. Daar is nu een portrettengalerij van nazaten van Hessel van Martena.
Een pronkkeuken mocht natuurlijk niet ontbreken. De kookkeuken was de plek van het personeel, de pronkkeuken was het domein van de familie om te eten, gasten te ontvangen en indruk te maken met Chinees en Japans porselein, Fries zilverwerk, kristal en koper.
Ook de portretten van Suffridius en Titia tonen hun rijkdom. Suffridius draagt een Japanse kimono van zijde. In die tijd een statussymbool waarin een welgesteld man zich thuis graag liet zien, ook aan gasten. Het herderinnenjurkje van Titia is een fantasie-outfit die in de 17e eeuw erg in de mode was.
Na Suffridius en Titia woonden verschillende rijke Franeker burgers in het huis. Het was van 1895 tot 1984 het gemeentehuis van Franekeradeel. Daarna raakte het in verval maar herrees na restauratie in 2006 als Museum Martena.
De Aaitoer
In de portrettengalerij in de gang hangt een schilderij van een achterkleindochter van Hessel van Martena, Saepck van Vervou (1613-1670). Ze poseert in vol ornaat. Ernaast staat een paspop: Saepck in haar ondergoed. Je mag eraan voelen.
Saepck blijft niet in haar ondergoed staan. Ook het schitterende kostuum dat ze op het schilderij draagt wordt nagemaakt, en ook daar mag je straks aan voelen. Het wordt deel van de ‘Aaitoer’: een route waarlangs bezoekers van alles mogen betasten. Met dit plan om het museum toegankelijker te maken voor blinden en slechtzienden won Museum Martena in 2021 de RAAK Stimuleringsprijs.
Wetenschap
In de Universiteitszaal heeft het museum een vaste tentoonstelling over de Franeker Universiteit (1585-1811). De tweede Nederlandse universiteit na Leiden bracht Friesland aanzien en Franeker rijkdom.
Bijzondere stukken geven een inkijkje in onderricht en onderzoek van voorgaande eeuwen. De xylotheek of ‘houtbibliotheek’ bijvoorbeeld, kistjes van uiteenlopende soorten hout met daarin alle ‘producten’ van de betreffende soort, van wortel en blad tot vruchtbeginsel, stuifmeel en zelfs as.
Een ander pronkstuk is De Grote Atlas van Blaeu, bekend als de mooiste atlas ter wereld, met zo’n 600 handgekleurde kaarten, sommige met bladgoud. In 1711 deed Stadhouder Johan Willem Friso de universiteit een exemplaar cadeau. De atlas op de standaard is aaibaar, we mogen erin bladeren.
De ‘orrery’, een mechanisch model van ons zonnestelsel, is een geschenk van Willem V ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de universiteit in 1785.
Gereformeerde vrouw van de wereld
Een andere vaste tentoonstelling in Museum Martena is gewijd aan Anna Maria van Schurman (1607-1678), de eerste vrouw die in Nederland aan een universiteit studeerde. Ze veroverde internationaal aanzien als wetenschapper en kunstenaar.
Ze was een wonderkind uit een welstandige calvinistische familie die van Antwerpen via Keulen naar Nederland was gevlucht voor de Inquisitie. Toen haar vader besefte dat hij een buitengewoon intelligente dochter had, nam hij haar scholing op zich en liet haar op zijn sterfbed beloven nooit te trouwen.
Van 1623 tot 1626 woonde de familie Van Schurman in Franeker, voor de studie van Anna Maria’s vader en broer. Of ze in de Martenastins hebben gewoond is niet zeker. Maar nu heeft Anna Maria er een eigen zaal – met een videovertoning over haar leven en werk.
Ook haar brieven, boeken, kunstwerken en persoonlijke bezittingen geven een beeld van haar leven. Ze ontwikkelde zich, grotendeels door zelfstudie, tot een gezien theoloog, humanist en taalkundige. Ze correspondeerde met alle belangrijke geleerden van haar tijd, onder wie René Descartes en Gisbertus Voetius.
Voetius was zo overtuigd van haar talenten dat hij haar in 1636, tegen alle calvinistische mores in, toeliet tot de universiteit van Utrecht. In 1638 publiceerde ze een ‘dissertatio’ over de vraag of vrouwen geschikt zijn om te studeren. Haar volgens de regels van het wetenschappelijk betoog onderbouwde conclusie: Ja.
Anna Maria vergaarde ook roem met haar tekenkunst, gravures, miniatuurschilderijen, kalligrafie en verfijnde borduur- en papierknipkunst. In 1643 werd ze als schilderes, beeldhouwster en graveerster ingeschreven in het Utrechtse Sint Lucasgilde.
Verrassingen op zolder
Onder de 15e-eeuwse balken op de zolder van Museum Martena wachten ons nog verrassingen.
Eerst komen we in een grote zaal met mooie lichtinval, waar wisselende tentoonstellingen van moderne Friese kunstenaars zijn. Nu is dat ‘Man in Bloei’ met werk van Klaas Werumeus Buning. Een verhalenverteller in licht en kleur, noemt hij zichzelf. Niet voor niets was zijn atelier eerst in een kas en nu in een kerk.
Dan stappen we de Mechanische Meesterwerkenzaal binnen en staan voor het mechanische kunstwerk Salomo’s Oordeel (1905) van Jan Elzinga. Inmiddels te kwetsbaar om de voorstelling van 35 minuten nog te draaien, maar vernuftig gebouwd van afvalmateriaal van een fietsenmaker en een smid. De haren van de vrouwen zijn, wordt gezegd, van Jans moeder.
De uitsmijter: de nog werkende miniatuurkermis (1957) van Jacob Kooistra, bankwerker en later uurwerkreparateur. Werp een munt van 50 eurocent in en laat de kermis draaien!
Museum Martena
Voorstraat 35, Franeker
museummartena.nl