Wie ‘de haas met de amberkleurige ogen’ leest, wil het liefst het Parijse stadspaleis van de Ephrussi’s bezoeken. Dat kan helaas niet, maar bij de buren De Camondo is het minstens zo mooi. Of bij Jacquemart – André, dat andere verzamelaarsechtpaar dat nòg rijker was.
Het is koud en zonnig als we uit de metro stappen en door Parc Monceau lopen. We zijn op weg naar de Rue Monceau in deze wijk waar ruim honderd jaar geleden de adel, rijke bankiers en industriëlen en andere aristocraten hun stadspaleizen lieten bouwen. In het huis van de Ephrussi’s op nummer 83 zijn we niet welkom, er zitten nu diverse consultantsfirma’s in. Maar even verderop kunnen we naar hartelust ronddwalen in Musée Nissim de Camondo, waar ook een schatrijke bankier/verzamelaar woonde. We kwamen Nissim de Camondo op het spoor door Adriaan van Dis, die in zijn boek Stadsliefde vertelt dat hij zo graag in de keuken van het huis komt.
Moïse de Camondo (1860-1935), telg van een joods bankiersgeslacht afkomstig uit Istanboel, liet dit huis bouwen in 1911. Hij woonde er met zijn zoon Nissim (1892-1917) en dochter Béatrice (1894-1945). Als zijn zoon Nissim in de Eerste Wereldoorlog omkomt als piloot in het Franse leger, sluit vader Moïse zich op in zijn grote huis en wijdt hij zich aan zijn kunst- en meubelverzameling.
De Tweede Wereldoorlog is nog wreder voor de familie De Camondo. Dochter Béatrice voelt zich helemaal Frans. En is haar broer niet gestorven voor la patrie? Vluchten komt niet bij haar en haar man en dochter op. Ze worden opgepakt, gedeporteerd en komen om in een concentratiekamp.
Het huis is nu een museum, waar de uitgestorven familie alleen nog op enkele oude, bibberige filmpjes te zien is. Maar de koperen pannen in de keuken glimmen nog altijd, en de eettafel van het keukenpersoneel is gedekt. Adriaan van Dis ontmoette in de keuken nog een oud bediende.
Musée Jacquemart-André
Van Rue Monceau naar het indrukwekkende huis van André Jacquemart en Nélie André aan de Boulevard Haussmann is het niet ver lopen.
Het begon allemaal toen de puissant rijke bankier, politicus en militair Édouard Jacquemart (1833–1894) zijn portret wilde laten schilderen. Dat vroeg hij in 1872 aan kunstenares Nélie André (1841-1912). Van het een kwam het ander, en in 1881 trouwden ze. Édouard liet voor zijn bruid een prachtig atelier bouwen. Maar van schilderen kwam niet veel meer. Nélie hielp haar man voortaan met zijn passie: het verzamelen van kunst.
André Jacquemart overleed in 1894, Nélie bleef in het huis wonen en bleef verzamelaar en mecenas. Na haar dood in 1912 werd het huis met de kunstcollectie dit prachtige museum.
Boeken:
Brieven aan Camondo – Edmond de Waal (2021)
De haas met de amberkleurige ogen – Edmond de Waal
Stadsliefde – Adriaan van Dis
Le dernier des Camondo – Pierre Assouline
De schuilplaats – Christophe Boltanski (roman over zijn familie die zich schuilhoudt in hun stadspaleis in de Rue de Grenelle)
Websites:
http://madparis.fr/en/museums/nissim-de-camondo-742/
www.musee-jacquemart-andre.com